Hieronder volgt een opsomming van aspecten van humanistische levenskunst die verwant zijn met mediteren. Ze zijn ontleend aan het boek Filosofie van de Levenskunst van Wilhelm Schmid.
Levenskunst vraagt om goede gewoontes
Gewoontes kweken, niet een onderwerp dat hoog scoort in onze tijd. Er hangt een geur van saaiheid om heen. We zoeken liever steeds de nieuwe uitdaging. Lang leve de verandering. Maar, zo stelt Schmid, voor het bewust vorm geven van je leven is oefening en discipline onontbeerlijk. Elke kunst, dus ook levenskunst, vindt zijn basis in aanleren, oefenen en dagelijks herhalen. Hij noemt gewoontevorming een techniek van levenskunst. ‘Met de hamer van de voortdurende herhaling wordt de vorm gesmeed die de gewoonte is.’
Wie mediteren tot onderdeel van zijn leven wil maken moet er een gewoonte van maken. Het vraagt om gedisciplineerde – liefst dagelijkse – oefening. Zoals een musicus elke dag zijn vingerloopjes oefent, zo zoekt degene die mediteert dagelijks zijn of haar moment van stilte op, al is het maar vijf minuten. Pas dan raakt mediteren langzaam maar zeker verankerd in je leven.
Levenskunst is afwisselen tussen welbestede en ledige tijd
Schmid benadrukt dat humanistische levenskunst het bewust en opzettelijk tegenstrijdig gebruik maken van tijd inhoudt. Hij bedoelt hiermee dat we aan de ene kant de tijd die ons ter beschikking staat goed moeten gebruiken: voor onze dagelijkse plichten en om iets van het leven te maken. Even belangrijk is het om de ‘kunst van de ledigheid’ te beoefenen, al was het maar om geen slaaf te zijn van de onverbiddelijk voortschrijdende tijd. Citaat: ‘De tijd bewust gebruiken hoeft in elk geval niet te betekenen dat je de tijd waarover je beschikt volledig vult, maar kan inhouden dat je ruimtes van leegte schept, of die aanvaardt als ze zich vanzelf voordoen…’ Ledige tijd kan worden ervaren als doelloos en nutteloos maar is o zo belangrijk. Hij noemt voorbeelden als nietsdoen, flaneren, converseren, dagdromen, je aan zinnelijkheid overgeven. Ook mediteren valt onder de ‘kunst van de ledigheid’.
Levenskunst is op proef kunnen leven, essayistisch
Het idee van op proef leven, leven als een essay, is afkomstig van Montaigne. Hij schreef niet alleen essays – probeersels – maar hij wilde ook zo leven. Montaigne was nieuwsgierig naar het leven, hij had de moed zich in het ongewisse te begeven, niet helemaal te willen voorzien waar hij uit zou komen. Ook Nietzsche bepleitte het idee van het op proef leven: proberend, zoekend, open. Dat is de figuur van de vrije geest die niet blind in tradities blijft hangen maar onzekerheden aandurft. Als vrije geest ben je onderweg, niet als een ‘reiziger’ of ’toerist’ met een duidelijk doel maar als een ‘zwerver’ die openstaat voor wisseling van perspectief. De meditatieve houding heeft mijns inziens iets van de vrije geest van Nietzsche en van het essayistische leven van Montaigne. Wie mediteert probeert en zoekt, ziet tegenstrijdigheden in zichzelf zonder meteen te zoeken naar pasklare oplossingen. Ook zouden we het meedoen aan dit humanistische meditatie-experiment als een uitdrukking van essayistisch leven kunnen zien, juist omdat mediteren niet past binnen de humanistische traditie. Kom op, proberen!
Levenskunst vindt zijn oorsprong bij de volle acceptatie van de dood
Schmid stelt de vraag waarom een mens überhaupt aan levenskunst zou beginnen. Zijn antwoord: omdat het leven kort is. De dood is een begrenzing van het leven. De dood noodzaakt je om aan de slag te gaan. Zonder dood is er geen reden wat van het leven te maken, je hebt immers alle tijd van de wereld. Daarom dus levenskunst: proberen in de beperkte tijd die je hebt op zoek te gaan naar een goede invulling van je leven.
Mediteren is een gewoonte die deze zoektocht ondersteunt. Het houdt een mens scherp, stimuleert zelfinzicht en bevordert de moed om open naar je zelf en naar de tegenstrijdige vragen van het leven te kijken, onze vergankelijkheid incluis.
Levenskunst houdt in de erkenning van levenspijn
Leven we op het moment in een samenleving die de pijn van het leven schuwt? Het christendom probeert de pijn van het aardse leven uit te schakelen met de belofte van een soort pijnloze eeuwigheid, stelt Schmid. En ook Boeddhisme wil de pijn van het leven controleren met zijn capitulatie voor het aardse lijden via een beloftevolle weg naar verlichting. Dergelijke illusies is het humanisme vreemd. Het beoefenen van levenskunst houdt in dat je het raadsel van pijn in het leven – in al zijn variatie en intensiteit – onder ogen ziet en aangaat. ‘Ziekten zijn leerjaren der levenskunst’, stelt Novalis. Nietzsche schreef dat ziekte een grens is die het leven beter doet begrijpen. Hij sprak over ‘grote gezondheid’. Daaronder verstond hij gezondheid waar ook ziekte bij hoort omdat deze wezenlijk bij het leven hoort.
Meditatie is een oefening die aansluit bij Nietzsches idee van ‘grote gezondheid’. Je ontmoet als vanzelf de pijnpunten in je leven. Vervolgens is het de meditatieve uitdaging deze pijn toe te laten. Je geeft de pijn – in de woorden van Schmid – een ‘vrije doorgang’. Een buigen voor. In moeilijke fases van het leven kan mediteren bijdragen tot een zachte omarming van levenspijn.
Het trio ironie, melancholie en opgewektheid: basis van levenskunst
Hoe ga je om met de tegenstrijdigheden in het leven? Tegenstrijdigheden, ze zijn overal: in belangen en standpunten, tussen droom en realiteit, zowel in de wereld om ons heen als ten aanzien van ons zelf. Met een houding van alleen maar ernst kan dat beklemmen of doen verharden. Ironie is de kunst van de distantie, het voldoende afstand houden, stelt Schmid. Met een ironische glimlach kunnen we de soms onverzoenlijke verschillen in het leven beter verdragen.
Het menselijk bestaan bevat soms woordeloze tragiek. Schmid hanteert in zijn boek vaak het woord ‘ondoorgrondelijkheid’ om het onvatbare van levenspijn te typeren. Als het even kan hebben we de neiging om hiervoor de ogen te sluiten. De kracht van melancholie zit hem in de moed om de tragiek van het leven tot ons door te laten dringen zonder daar depressief van te worden en het leven – ondanks alles – wel vol te houden.
Tenslotte de opgewektheid. Daaronder verstaat Schmid niet zozeer al te gemakkelijke vrolijkheid maar eerder een blijmoedige gelatenheid. Niets verloopt zonder wrijving, niets functioneert probleemloos. Blijf er blijmoedig gelaten onder, is het devies. ‘De werktuigen zijn in principe krom en scheef, het gaat erom ze te gebruiken zoals ze zijn. Dat geldt al helemaal voor de omgang met mensen: ze zijn zoals ze zijn.’
Kijk met een ironische glimlach naar jezelf en anderen, dat leidt tot gezonde distantie. Zie de tragiek in je leven – en het leven – onder ogen en probeer er mild en gelaten onder te blijven. Dat is de trage en gestage oefening van de meditatie. Wie weet wint – dankzij die inspanning – de gelaten opgewektheid het van de zwaarmoedigheid en het schuldgevoel.
Ergo: mediteren als dagelijkse gewoonte kan bijdragen aan de ontwikkeling van bewuste humanistische levenskunst.
Bron: Wilhelm Schmid, Filosofie van de levenskunst, inleiding in het mooie leven.
Foto: Mont Ventoux, Frankrijk