In het oude Griekenland geloofde men dat er twee tegengestelde goden waren die elk een dimensie van het menselijk bestaan uitbeeldden. De ene god is Apollo, de god van de klaarheid van de dag, van de maat en de orde. Dionysos is zijn tegenstrever, hij is de god van de nachtzijde van het bestaan, van de roes en de driften, van de onbestemdheid van het leven.
In deze tekst licht ik bovenstaande tegenstelling toe, filosofeer over de betekenis ervan en ga na hoe je tegen mediteren aan kunt kijken vanuit dit antiek Griekse perspectief. De informatie over de goden Apollo en Dionysos leunt op het 1e hoofdstuk van het boek Apollo, Dionysos, Aphrodite en de anderen geschreven door Samuel IJsseling.
Apollo
Delphi was in het oude Griekenland de navel van de wereld, het religieuze middelpunt van alle mensen die Grieks spraken. Het orakel van Delphi genoot destijds grote bekendheid. Sinds onheuglijke tijden kwamen gewone mensen, maar ook koningen, krijgsheren en wijzen naar Delphi om te offeren, om feest te vieren en om raad te vragen aan de god Apollo, die daar werd vereerd. Dat heeft geduurd tot de 4e eeuw na Christus, toen maakte de christelijke keizer Theodosius een eind aan deze ‘heidense praktijken’. Apollo is de meest gevreesde god uit de Oudheid. Zonder hem zou de Griekse beschaving niet hebben bestaan. Apollo is de god die licht brengt. Maar dat woord licht heeft een andere betekenis dan de Licht en Waarheid brengende God uit het Christendom. In de Griekse mythologie staat Apollo voor het verdrijven van de duistere kant van het leven, voor het beheersen van angst en het bestrijden van ondoorgrondelijkheid. Hij is de god van de Logos en heeft een hekel aan vaagheid, verwarring en vervoering. Hij hecht aan het afgebakende en het beheersbare, hij houdt van maat, normen en heldere contouren. Van grenzeloosheid wil Apollo niets weten, dat leidt alleen maar tot overmoed (hybris) en verblinding (atè). Doodzonden! De inscripties op de muren van Delphi lagen in die lijn: ‘ken u zelf’, ‘weet dat ge geen god zijt maar een mens, geen onsterfelijke maar een sterveling’. Dat waren beroemde orakels die ooit te Delphi werden uitgesproken en tot onze tijd nog doorklinken.
Dionysos
Dionysos is de mythische tegenspeler van Apollo. Hij is de god van
de mateloosheid en van de roes, van de extase, van het buiten je zelf treden, het geen grenzen stellen. Maar hij is ook de god van het enthousiasme en de lef. De maatschappelijke regels en wetten, die de wereld ordening en redelijkheid verlenen verdwijnen zodra Dionysos op het toneel verschijnt. Hij is de onruststoker. Hij probeert het hemelse en het aardse te verenigen, het jonge en het oude, het wilde en het beschaafde, het eeuwige en het vergankelijke. Hij leeft van de spanning en de onrust. Dionysos is de enige god die de menselijk ‘logos’ in twijfel trekt, hij houdt van het niet stabiele, het vreemde, het spannende, het ongrijpbare, het verontrustende. De cultus van Dionysos in het oude Griekenland ging gepaard met turbulente en veelkleurige optochten, een soort carnavalsoptochten met maskers. Het masker was een kenmerkend Dionysisch rekwisiet zodat je jezelf een moment kon vergeten. Mensen waren tijdens de feesten verkleed en beschilderd. Er was sprake van een overdaad aan vitaliteit, ook in erotische zin, zoals het ronddragen van een fallussymbool. Later groeiden die wilde en minder georganiseerde festijnen uit tot de Griekse tragedies, waarin de vragen van het menselijk bestaan vol dramatiek werden uitgebeeld.
Twee zijden van de munt
Volgens Nietzsche wordt het toneel van het leven beheerst door de worsteling tussen Apollinische en Dionysische krachten. Aan de ene kant is er die o zo menselijke behoefte aan moraliteit, orde en bezinning. Zonder dat kan je niet leven en samenleven. Maar daar zit een keerzijde aan: er bestaat het gevaar van verstikking en verdorring door normen, regels en gewoonten. De Dionysische kracht moet ervoor waken dat het leven fris en verrassend blijft. Dat je niet over gebaande paden blijft lopen en alleen voor zekerheid en de bekende weg gaat. Daarom die noodzaak op zoek te blijven naar het grensoverschrijdende, de extase, het onverwoordbare verlangen. Met moraliteit alleen kom je er niet. Nietzsche heeft grote bewondering gehad voor dit antieke mythologische krachtenspel in het oude Griekenland wat aan actualiteit niets heeft ingeboet. In zijn werken beschrijft hij dat in het oude Griekenland, maar later ook in de westerse cultuur, de Apollinische kant van het leven de overhand heeft gekregen. Heidegger deelt die overtuiging. Hij vindt ook dat het westerse denken eenzijdig gericht is op dimensies als redelijkheid, beheersing en verantwoordelijkheid. Alleen die Apollinische kant voldoet niet, is de stelling van Heidegger, er moet ook ruimte zijn voor het ‘ontzettende’, het ‘verontrustende’ en het ‘angstige’ in het leven. Kortom: zet Dionysos niet achter slot en grendel. Heidegger spreekt in dit verband over de moed om angstig te zijn. De moed om dood en vergankelijkheid onder ogen te zien. De durf ook om niet louter in morele en normatieve termen over jezelf en het leven te denken want moraliteit kan verstikkend zijn. Daarnaast moet worden benadrukt dat een alleen heersende Dionysos grote risico’s inhoudt. Door roekeloosheid en onbegrensdheid ga je een doordachte richting in het leven missen en kun je aan lager wal geraken.
Een spanningsboog als leidraad
Persoonlijk beschouw ik de spanningsboog tussen Apollo en Dionysos als een belangrijke leidraad voor het leven, je zou het het Griekse Yin Yang principe kunnen noemen. Wie zijn energie uit één bron haalt reist door een eenzijdig ingericht levenslandschap. Ben je voornamelijk Apollinisch ingesteld, dan kan je leven er te geordend en kleurloos uit gaan zien. Je hebt alles in de hand, alles onder controle, althans daar streef je naar. Maar het onverwachte en verrassende heb je uitgebannen. Ben je echter vooral Dionysisch ingesteld dan kan je leven er al te chaotisch uit gaan zien. Je laat je leiden door de waan van de dag, je blijft hangen in dromen, je zakt weg in verslaving, er komt geen koers in je leven. Een overmaat van Apollo óf van Dionysos doet de weegschaal van de levenskunst naar een kant doorslaan. Het gaat uiteindelijk om het vinden van de goede mix. Enerzijds de aandacht, de zorgvuldigheid en het overzicht van Apollo. Anderzijds het vrije loslaten en de uitbundigheid van Dionysos. Bij het Apollinische kun je concreet denken aan zaken als een dagordening hanteren, het plannen van je leven, de waarde van regels beseffen, zorgvuldigheid toepassen in al je contacten, streven naar een goed ritme in werkdruk en ambitie. Bij het Dionysische valt te denken aan het creëren van momenten van lege ruimte in je leven waardoor het onvoorziene een kans krijgt, je door kunst laten inspireren, je angst overwinnen en iets nieuws aangaan, verlangens en verbeelding de ruimte geven. Het is de mix – waar de zuurdesem van Apollo én Dionysos beide in zijn verwerkt – die onze levensbesluiten doet vullen met eigenheid, levendigheid en kracht. De een heeft daarbij wat meer Apollo nodig, bijvoorbeeld wanneer wankelmoedigheid en richtingloosheid in je leven de boventoon voeren. En wie lange tijd gebaande wegen heeft gevolgd kan wel wat Dionysische onrust en verrassing gebruiken. Iedereen moet hierin zijn of haar eigen afwegingen maken.
Mediteren: van beide wat
Hoe kunnen we mediteren plaatsen in dat Apollinische en Dionysische krachtenveld? In eerste instantie zie ik in het meditatieproces vooral Apollinische kenmerken. Mediteren is een ordelijke en gestileerde methode om tot zelfbezinning te komen. Er komen verfijnde rituelen bij te pas. Er is sprake van een zekere sereniteit en eenvoud. De sfeer wordt vooral bepaald door stilte, af en toe onderbroken door een klankschaal of gesproken woorden. Verder zijn discipline, regelmaat en volharding onmisbaar. Allemaal kenmerken van Apollo. Wie een meditatieve leefstijl nastreeft leeft bewust, aandachtig, met discipline. En dat geeft houvast. Apollo ziet dat alles met een glimlach aan…
Draagt mediteren dan alleen maar bij aan het beter in de hand hebben van het leven? Betekent het een leven zonder Dionysische surprises? Dat is ook weer niet het geval. Want mediteren legt wel degelijk een brug naar de Dionysische kant van het leven. Al mediterend zet je immers de deur open naar alles wat er zich in je menselijk geest voordoet, zonder oordeel. We durven stil te zijn bijvoorbeeld. Stilte kan van alles met je doen. Je kunt ontroerd raken, maar ook bang worden, je kunt heldere ideeën krijgen, maar je kunt je ook gaan vervelen. Hier houdt de controle op, we laten het stuur over onze geest los en het onvoorziene krijgt meer de vrije loop. Dat zal Dionysos bevallen.
Het principe van loslaten – essentieel bij mediteren – kun je een Dionysisch kenmerk noemen. Het vele denken dat we doen is – voor een deel zeker – bedoeld om de controle te houden over ons leven. Echter, al dat denken kan ook verstikkend en benauwend worden, hebben we gemerkt. Door te mediteren proberen we ons daar wat van te bevrijden. Dat kun je best een waagstuk noemen. We komen los van ons denk-automatisme en dat kan voelen als schaatsen op glad ijs. Wie weet glijd je een keer uit… Dionysos staat dan te juichen.
Tijdens het mediteren laten we onze emoties meer toe. Dat zou je een Dionysische kant kunnen noemen, want emoties toelaten is soms hachelijk. Weet je veel waar dat toe leidt. Ruzie misschien, of zelfs een breuk, in ieder geval de angst ervoor. Maar ook meer verbinding of intimiteit met anderen is een mogelijkheid. In het dagelijks leven proberen we sommige ‘bedreigende’ emoties nogal eens te vermijden: we duwen onze woede weg, sluiten onze ogen voor schaamte en jaloezie. Vaak ten koste van nieuwe dynamiek in je leven. Dankzij de meditatieve sfeer van mildheid kijken we onze Dionysische emoties vrijer in de ogen en biedt dat openingen naar je zelf en anderen.
Mediteren betekent dat je je tijdelijk terugtrekt uit de wereld om je heen. Relaties, kinderen, vrienden, werk, de plussen en minnen in je leven, je laat je hele sociale wereld tijdelijk achter je. Je ervaart je leven even niet vanuit sociaal oogpunt maar vanuit je stille zelf, vanuit de eenzame kant van je leven. Die individuele kant, die eenzaamheid maakt je gevoeliger voor vragen over vergankelijkheid, ruimte en tijd. Voor Heidegger was het toelaten van die existentieel eenzame kant van het leven de ‘proof of de pudding’ voor volwassenheid. Je stapt uit de zekerheden van sociaal wenselijk en bekend gedrag en probeert een eigen koers te gaan. Mediteren bevordert dat. Ook hier reikt Dionysos de hand omdat we ons minder richten op andermans goedkeuring maar proberen af te gaan op het eigen kwetsbare gevoel.
Mediteren? Een Apollinische weg naar zelfinzicht, dat zeker, maar met uitwaaiers naar het Dionysische speelveld van ons leven.
Hans Bomhof
Bron: Samuel IJsseling, Apollo, Dionysos, Aphrodite en de anderen. Boom Amsterdam.